De sluitertijd bepaalt of je foto scherp of bewogen is. Soms is je hele foto bewogen, soms is een deel van je foto bewogen en soms is alles scherp. In dit artikel kun je lezen hoe dat komt.
Elke camera heeft een sluiter.
De sluiter staat bij een opname een bepaalde tijd open zodat er door de lensopening, licht kan vallen op de beeldsensor. De tijd dat de sluiter open staat, noemen we de sluitertijd.
De sluitertijd wordt uitgedrukt in delen van een seconde. Zo kun je bijvoorbeeld een foto maken waarbij de sluiter 2 seconde openstaat, maar ook 1/30 seconde of zelfs 1/1000 seconde.
Welk effect heeft de sluitertijd op je foto?
Met een snelle sluitertijd kun je een beweging als het ware bevriezen. Je ziet in de foto rechts dat mijn springende zoon als het ware stilstaat in de lucht. Deze foto heeft een sluitertijd van 1/640 sec. Dat is een snelle tijd. Om genoeg licht op de sensor te laten vallen moest de lensopening groot zijn (diafragma F4).
Bij een langzame sluitertijd kun je bewogen delen in de foto krijgen. Je ziet dat in de foto links. Mijn zoon is onherkenbaar en je ziet duidelijk de beweging, terwijl de rest van de foto wel scherp is. De sluitertijd van deze foto was 1/3 seconde. Een stuk langzamer dus dan in de vorige foto. Doordat de sluiter zo lang open stond, moest ik een kleine lensopening (diafragma F22) gebruiken. Anders kwam er te veel licht op de beeldsensor, en zou de foto overbelicht worden.
Als ik deze foto uit de hand genomen had, was de hele foto onscherp geworden. Dit heet bewegingsonscherpte. Je kunt namelijk niet de camera 1/3 seconde stil houden. De hele foto wordt dan onscherp. Deze foto is daarom gemaakt met behulp van een statief.
Zie ook de onderstaande foto’s die gemaakt zijn in het Louvre in Parijs. De linkerfoto heeft een lange sluitertijd en is zonder statief gemaakt. De hele foto is bewogen. De rechterfoto heeft ook een lange sluitertijd. Maar nu was de camera op een muurtje gezet. Er zit alleen onscherpte in de mensen die bewogen.
Vanaf welke sluitertijd heb je een statief nodig?
Dat hangt af van een aantal factoren. Meestal ligt de grens ongeveer bij 1/60. Sommige mensen kunnen ook goed scherp fotograferen bij 1/30. Dat zul je zelf moeten uitproberen.
Maar …… als je fotografeert met een telelens gaat de 1/60 niet op. Hoe meer je inzoomt, hoe meer kans je hebt op bewegingsonscherpte.
Er zijn wel hulpregels voor. Als je bijvoorbeeld fotografeert met een telelens van 300 mm, dan moet je sluitertijd ongeveer 1/300 sec. of sneller zijn. Als je fotografeert met een 500 mm lens, dan moet je sluitertijd zelfs 1/500 sec. of sneller zijn. Ook dit is natuurlijk weer een beetje afhankelijk van de vaste hand van de fotograaf. Bij een te lange sluitertijd zul je gebruik moeten maken van een statief.
Hoe regel je de sluitertijd?
Bij de meeste camera’s kun je de sluitertijd zelf kiezen. Als je manueel (handmatig) fotografeert kun je de sluitertijd en het diafragma zelf instellen. Of je zet je camera op de sluitertijd voorkeurkeuze. Bij een Canon camera is dat de knop Tv en bij de Nikon is dat de S. Je kunt dan zelf de sluitertijd bepalen en de camera zoekt er het juiste diafragma bij.
Heeft je camera deze keuze niet?
Misschien heeft jouw camera wel een aantal creatieve instellingen. De sportstand zal een zo snel mogelijke sluitertijd voor je kiezen. Kijk in de gebruikershandleiding waar je die stand kunt vinden.
Door te spelen met de sluitertijden kun je bijzondere effecten bereiken.
Denk bijvoorbeeld eens aan het fotograferen van een racefietser, terwijl je de camera meetrekt. Dan zal de racefietser scherp zijn en de achtergrond niet.
Je kunt ook achteraf beweging aan je foto toevoegen in Photoshop of in Photoshop Elements. In deze video zie je hoe je een foto zó kunt bewerken dat hij dynamischer wordt.
Bekijk de videoles voor Photoshop:
of bekijk de videoles voor Photoshop Elements:
Heb je vragen of tips over bewogen foto’s? Plaats dan hieronder je reactie.